Dans la doctrine, certains auteurs relèvent à juste titre que les fonctionnaires fiscaux, en leur qualité de membre du pouvoir exécutif, ne sont pas tenus à l'indépendance qui caractérise les membres du ministère public, dont la mission se borne à servir l'intérêt général, indépendamment de toute implication de leur propre personne ou du service dont ils font partie (6) .
In de doctrine is er terecht op gewezen dat de fiscale ambtenaren, in hun hoedanigheid van lid van de uitvoerende macht niet gehouden zijn tot de onafhankelijkheid die kenmerkend is voor leden van het openbaar ministerie, wier opdracht enkel bestaat in het dienen van het algemeen belang, los van iedere mogelijke betrokkenheid van henzelf of van de dienst waartoe zij behoren (6) .