Vu l'urgence motivée par le fait que la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale a abrogé la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d'existence; que cette loi est entrée en vigueur le 1 octobre 2002; que, en vertu de l'article 26 de la loi du 26 mai 2002, le revenu d'intégra
tion octroyé par un centre public d'aide sociale en application de la loi est poursuivi par ce centre en vertu d'un droit propre à charge des débiteurs d'aliments visés à l'article 4, § 1, de la loi, ainsi qu'à charge des débiteurs d'aliments visés à l'article 336 du Code civil, dans les limites, les conditions et les mod
...[+++]alités fixées par le Roi; que sur la base de l'article 51 de l'arrêté royal du 11 juillet 2002 portant règlement général en matière de droit à l'intégration sociale, le centre public d'aide sociale est obligé de suivre un barème d'interventions uniforme fixé par le Ministre lors de la détermination de la part contributive des débiteurs d'aliments; que par conséquent, un seul barème d'interventions à fixer par arrêté ministériel sera d'application pour tous les centres publics d'aide sociale; que les centres publics d'aide sociale doivent dès lors être immédiatement informés au sujet du barème d'interventions visé qu'ils doivent appliquer effectivement à l'égard du groupe cible concerné; qu'il est dès lors urgent de définir ce barème d'interventions uniforme dans le présent arrêté; Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum heeft opgeheven; dat deze wet op 1 oktober 2002 in werking is getreden; dat overeenkomstig artikel 26 van de wet van 26 mei 2002 het leefloon door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn uitgekeerd met toepassing van de wet, krachtens een eigen recht door dit centrum verhaald wordt op de onderhoudsplichtigen bedoeld in artikel 4, § 1, van de wet, alsook op de onderhoudsplichtigen bedoeld in artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald door
...[+++]de Koning; dat op grond van artikel 51 van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bij het bepalen van de tussenkomst van de onderhoudsplichtigen verplicht is een door de Minister vastgestelde uniforme schaal van tussenkomsten te volgen; dat derhalve slechts één schaal van tussenkomsten, vast te stellen bij ministerieel besluit, van toepassing zal zijn op alle openbare centra voor maatschappelijk welzijn; dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn dan ook onverwijld geïnformeerd moeten worden over bedoelde schaal van tussenkomsten die ze ten aanzien van de betrokken doelgroep effectief moeten toepassen; dat het derhalve dringend noodzakelijk is in onderhavig besluit deze eenvormige schaal van tussenkomsten vast te stellen;