En disposant que la représentation a lieu même lorsque « tous les enfants du défunt étant morts avant lui, les descendants desdits enfants se trouvent entre eux en degrés égaux [.] », l'alinéa 2 donne certes une interprétation de l'alinéa 1 , mais une interprétation qui n'était pas la seule possible et qui a d'ailleurs été critiquée (7) .
Door te bepalen dat plaatsvervulling plaats heeft zelfs wanneer « alle kinderen van de overledene voor hem gestorven zijnde — de afstammelingen van de kinderen onder elkaar in gelijke of ongelijke graden staan », geeft het tweede lid weliswaar een interpretatie van het eerste lid, doch niet de enige mogelijke, en een interpretatie die bovendien gekritiseerd is (7) .