Le législateur ne voulait pas seulement freiner le tabagisme mais également défendre les droits des non-fumeurs (ibid., pp. 5 et 8) et ce, par une « interdiction générale de fumer dans tous les lieux publics et sur le lieu de travail sans exceptions illogiques et prêtant à confusion » (ibid., p. 7).
De wetgever wenste niet alleen het roken af te remmen, maar ook de rechten van de niet-rokers te behartigen (ibid., pp. 5 en 8), en dat door een « algemeen rookverbod op alle publieke plaatsen en op de werkvloer zonder verwarrende en onlogische uitzonderingen » (ibid., p. 7).