6. observe que le recours à la SCE se limite souvent à des coopératives de second degré composées de personnes morales uniquement, par des mutuelles, qui ne disposent pas encore d'un statut européen et souhaitent malgré tout se prévaloir d'un statut juridique associé à l'économie sociale, ou par de grandes entreprises; remarque qu'il reste difficile pour les petites sociétés coopératives, qui constituent pourtant la majorité du mouvement coopératif en Europe, d'avoir recours au statut de la SCE;
6. wijst erop dat het gebruik van de Europese coöperatieve vennootschap vaak wordt beperkt tot tweederangs coöperatieve vennootschappen die enkel uit rechtspersonen bestaan, tot onderlinge maatschappijen die geen Europees statuut hebben maar een rechtsvorm willen gebruiken die aansluit bij de sociale economie, en tot grote bedrijven; wijst erop dat de SCE moeilijk toegankelijk blijft voor kleine coöperatieve vennootschappen, die in Europa nochtans een meerderheid van de coöperatieve beweging uitmaken;