Par dérogation à l'alinéa 1, 1° à 3°, l'administration peut imposer une étude d'orientation s'il apparaît que des éléments significatifs sont intervenus et que ceux-ci n'ont pas été ou n'ont pas pu être pris en considération lors de la réalisation de la précédente étude, des actes et travaux d'assainissement ou de la délivrance du certificat de contrôle du sol.
In afwijking van het eerste lid, 1° tot 3°, kan de administratie een oriënteringsonderzoek opleggen indien blijkt dat noemenswaardige elementen zijn ontstaan en dat die niet in overweging genomen werden of konden worden bij de uitvoering van het vorige onderzoek, de saneringshandelingen en -werken, of bij de afgifte van het bodemcontrolecertificaat.