Le juge a quo demande à la Cour si les articles 2262bis et 2276bis du Code civil violent les articles 10 et 11 de la Constitution « en ce qu'ils prévoient une prescription quinquennale pour les actions en responsabilité professionnelle des avocats, alors que la prescription pour les actions en responsabilité professionnelle des délégués d'une organisation sociale [lire : représentative d'ouvriers ou d'employés] agissant dans le cadre de l'article 728, § 3, alinéa 2 [lire : alinéa 1], du Code judiciaire est de 10 ans ».
De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of de artikelen 2262bis en 2276bis van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden, « in zoverre zij voorzien in een vijfjarige verjaring voor de vorderingen inzake beroepsaansprakelijkheid van de advocaten, terwijl de verjaring voor de vorderingen inzake beroepsaansprakelijkheid van de afgevaardigden van een maatschappelijke
organisatie [lees : representatieve organisatie van arbeiders of bedienden] die handelen in het kader van artikel 728, § 3, tweede
lid [lees : eerste lid], van het Gerechteli ...[+++]jk Wetboek, tien jaar bedraagt ».