Etant donné que les questions préjudicielles portent sur la possibilité d
e déroger, pour les sociétés de logement social, aux règles ordinaires qui s'appliquent aux sociétés à finalité sociale, et plus précisément à l'article 661, alinéa 1 , 4°, du Code des sociétés, la première question préjudicielle doit être interprétée en ce sens qu'elle concerne la différence de traitement, parmi les sociétés à finalité sociale, entre les sociétés de logement social et les a
utres sociétés; la seconde question préjudicielle doit être interprétée
...[+++]en ce sens qu'elle concerne, au sein des sociétés de logement social, la différence de traitement des associés ou actionnaires privés par rapport aux associés ou actionnaires publics.Aangezien de prejudiciële vragen betrekking hebben op de mogelijkheid tot afwijking, voor de sociale huisvestingsmaa
tschappijen, van de gewone regels voor vennootschappen met een sociaal oogmerk, meer bepaald van artikel 661, eerste lid, 4°, van het Wetboek van vennootschappen, moet de eerste prejudiciële vraag aldus worden begrepen dat zij het verschil in behandeling onder de vennootschappen met een sociaal oogmerk betreft tussen de sociale huisvestingsmaatschappijen en de andere vennootschappen; de tweede prejudiciële vraag moet aldus worden begrepen dat zij, binnen de sociale huisvestingsmaatschappijen, het verschil in behandeling be
...[+++]treft van private aandeelhouders ten aanzien van publiekrechtelijke aandeelhouders.