4. Pour la poursuite des infractions établies conformément aux articles 18, 19, 20, paragraphe 1.a, et 21, paragraphe 1.a et b, de la présente Convention, chaque Partie prend les mesures législatives ou autres nécessaires pour que l'établissement de sa compétence au titre du point d du paragraphe 1 ne soit pas subordonnée à la condition que les faits soient également punissables au lieu où ils ont été commis.
4. Voor de vervolging van de ingevolge de artikelen 18, 19, 20, eerste lid, onderdeel a, en 21, eerste lid, onderdelen a en b, van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, neemt elke Partij de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat haar rechtsmacht uit hoofde van het eerste lid, onderdeel d, niet afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de feiten strafbaar zijn op de plaats waar zij zijn gepleegd.