Il n'est pas déraisonnable d'exiger que l'aptitude à occuper une fonction d'enseignement artistique, qui, comme celle de chargé de cours, est exercée de manière autonome (articles 101 et 106 du décret du 13 juillet 1994), soit évaluée en tenant notamment compte de la créativité de l'enseignant et que cette aptitude doive dès lors être appréciée selon d'autres critères que ceux pris en compte pour d'autres fonctions d'enseignement.
Het is niet onredelijk te vereisen dat de geschiktheid tot het bekleden van een artistiekgebonden onderwijsambt, dat, zoals dat van docent, zelfstandig wordt uitgeoefend (artikelen 101 en 106 van het decreet van 13 juli 1994), mede aan de creativiteit van de lesgever wordt getoetst en dat aldus die geschiktheid volgens andere normen moet worden beoordeeld dan zulks voor andere onderwijsambten het geval is.