2. Une fois que l'État côtier concerné a donné son consentement au projet, conformément à l'article 246 et aux autres dispositions pertinentes de la Convention, les États et les organisations internationales compétentes qui entreprennent le projet fournissent aux États voisins sans littoral et aux États voisins géographiquement désavantagés, sur leur demande et selon qu'il convient, les renseignements spécifiés à l'article 249, paragraphe 1, lettre f).
2. Nadat door de betrokken kuststaat overeenkomstig artikel 246 en andere desbetreffende bepalingen van dit Verdrag toestemming is gegeven voor het voorgestelde project voor wetenschappelijk zeeonderzoek, verschaffen de Staten en bevoegde internationale organisaties die zulk een project ondernemen, de buurstaten zonder zeekust en buurstaten met een ongunstige geografische ligging, op hun verzoek en wanneer passend, de van belang zijnde informatie zoals aangegeven in artikel 248 en artikel 249, eerste lid, letter f.