3.8. Dans le cas des véhicules sur lesquels les bandes de chenille sont entraînées par friction, l’opérateur doit disposer d’une indication permanente de la tension de la chenille pendant le déplacement sur route ou un signal optique ou sonore doit s’enclencher lorsque la tension minimale de la bande est atteinte.
3.8. In voertuigen waarbij de rupsband wordt aangedreven door frictie, moet de spanning van de rupsband tijdens vervoer op de weg permanent aan de bediener worden aangegeven of anders moet er een visueel en/of akoestisch signaal worden geactiveerd wanneer de minimumspanning van de rupsband wordt bereikt.