Par cet article, le législateur souhaitait « enfin garantir une application concrète d'une [des] dispositions fondamentales [de cette loi], afin que la collectivité nationale ne finance encore à l'avenir un ou des partis dont la vocation est de saper les fondements démocratiques de notre Etat et son existence même » (Doc. parl., Chambre, 1996-1997, n° 1084/1, p. 2).
De wetgever beoogde daarmee « eindelijk een concrete tenuitvoerlegging [te] garanderen van een van de in die wet vervatte fundamentele bepalingen, zodat wordt voorkomen dat een of meer partijen die de ondermijning van de democratische fundamenten van ons land en het voortbestaan van de Staat voor ogen hebben, voortaan nog zouden worden gefinancierd door de Natie » (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 1084/1, p. 2).