Par la disposition en cause, le législateur souhaitait réaliser un équilibre entre l'intérêt social, consistant en ce que la personne coupable d'un délit soit condamnée le plus vite possible, et le droit du prévenu d'être entendu (Doc. parl., Chambre, 1906-1907, 15 février 1907, n° 73, pp. 1 et suivantes).
Met de invoering van de in het geding zijnde bepaling beoogde de wetgever een evenwicht te bereiken tussen het maatschappelijk belang dat de schuldige aan een misdrijf zo spoedig mogelijk wordt veroordeeld, en het recht van de beklaagde om te worden gehoord (Parl. St., Kamer, 1906-1907, 15 februari 1907, nr. 73, pp. 1 en volgende).