En ce qui concerne le contrôle au regard des droits de l'homme fondamentaux, l'intervenant souligne que toute demande d'extradition en vertu d'un traité bilatéral ou multilatéral est traitée exclusivement selon la législation belge, c'est-à-dire conformément à l'article 6 de la loi sur les extraditions de 1834 et à la loi sur les extraditions de 1874, dont l'article 2bis prévoit une exception expresse liée aux droits de l'homme, qui joue à plein pour toute extradition, y compris celle accordée en vertu de l'accord à l'examen.
Wat betreft de toetsing in functie van fundamentele mensenrechten, wijst spreker erop dat elke uitlevering op basis van een bilateraal of multilateraal verdrag uitsluitend volgens de Belgische wetgeving wordt behandeld, namelijk volgens artikel 6 van de uitleveringswet van 1834 en de uitleveringswet van 1874. In artikel 2bis van deze uitleveringswet van 1874 is een uitdrukkelijke exceptie ingelast op basis van mensenrechten, die ten volle speelt bij elke uitlevring, ook bij de uitlevering gebaseerd op voorliggende Overeenkomst.