Il apparaît des travaux préparatoires cités en B.4 que le législateur a entendu étendre aux artisans et aux sous-traitants une protection qu'il avait déjà accordée aux maçons, charpentiers et ouvriers parce que chacune de ces catégories de personnes se trouve dans une position économique particulière, en raison de leur dépendance à l'égard de l'entrepreneur général.
Uit de in B.4 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever een bescherming die hij reeds had toegekend aan de metselaars, timmerlieden en arbeiders, heeft willen uitbreiden tot de vaklui en onderaannemers, aangezien elk van die categorieën van personen zich in een bijzondere economische positie bevindt om reden van hun afhankelijkheid ten aanzien van de hoofdaannemer.