Lors de l'examen de l'avant-projet de loi qui est devenu la loi du 4 août 1996, la section de législation du Conseil d'Etat a observé que « le régime en projet ne pourra, de toute évidence, pas porter atteinte à la compétence des communautés dans le domaine de l'agrément des services qui, quelle que soit leur dénomination, déploient dans la sphère du droit du travail des activités de médecine préventive » (Doc. parl., Chambre, S.E. 1995, n° 71/1, p. 77).
Tijdens het onderzoek van het voorontwerp van wet dat de wet van 4 augustus 1996 is geworden, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State opgemerkt dat « de ontworpen regeling uiteraard geen afbreuk zal kunnen doen aan de bevoegdheid van de Gemeenschappen op het vlak van de erkenning van diensten die, onder welke benaming ook, in de arbeidsrechtelijke sfeer activiteiten ontplooien inzake preventieve gezondheidszorg » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1995, nr. 71/1, p. 77).