Les recettes présumées visées à l'article 54/1, § 3, alinéa 2, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, sont égales au montant estimé de l'impôt des personnes physiques régional et des crédits d'impôt régionaux visés à l'article 5/1, § 1, alinéas 2 et 3, de cette loi spéciale qui, pour un exercice d'imposition déterminé, figurent dans un rôle rendu exécutoire et sont réellement perçus au 31 août de l'année qui suit cet exercice d'imposition.
De vermoedelijke ontvangsten als bedoeld in artikel 54/1, § 3, tweede lid, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten zijn gelijk aan het geraamde bedrag van de gewestelijke personenbelasting en de gewestelijke belastingkredieten als bedoeld in artikel 5/1, § 1, tweede en derde lid, van dezelfde bijzondere wet die voor een gegeven aanslagjaar zijn opgenomen in een uitvoerbaar verklaard kohier en daadwerkelijk zijn geïnd op 31 augustus van het jaar volgend op dat aanslagjaar.