Celui-ci ne peut pas laisser paraître, par son comportement ou ses déclarations, qu'il ne peut plus juger sans parti pris les faits qui lui sont soumis (cf. Loontjens, K., Het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter : stand van zaken , T.B.P., 1996, p. 9-17; Verstraeten, R., Handboek Strafvordering , Anvers, Maklu, 1993, pp. 358-368).
De rechter mag door zijn gedragingen of uitlatingen niet laten uitschijnen dat hij niet meer zonder vooringenomenheid kan oordelen over de hem voorgelegde feiten (cf. Loontjens, K., Het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter : stand van zaken , T.B.P., 1996, blz. 9-17; Verstraeten, R., Handboek Strafvordering , Antwerpen, Maklu, 1993, blz. 358-368).