7. steunt het streven van Roemenië om de hoge mate van corruptie in het land en de samenleving uit te roeien; dringt er met klem bij de Roemeense regering op aan de tussen Europol en de Roemeense regering gesloten samenwerkingsovereenkomst te gebruiken om de bestrijding van corruptie doeltreffender te maken; beschouwt de terugtreding van drie ministers als een signaal dat deze kwestie op het hoogste regeringsniveau serieus wordt genomen; spreekt echter zijn bezorgdheid uit over het feit dat de diensten binnen de administratie die belast is met de bestrijding van corruptie te passief blijken te zijn met het onderzoeken van dergelijke gevallen; erkent dat een wettelijk kader voor de bestrijding van corruptie bestaat en verzoekt de Roemeen
...[+++]se autoriteiten zich met name te richten op de uitvoering van de bestaande wetgeving; dringt er in dit verband bij de regering op aan het personeel bij het nationaal bureau voor de bestrijding van corruptie (NAPO) verder uit te breiden en alle aanklagers een permanente status te verlenen in plaats van hen te laten bijstaan door andere regeringsorganen; verzoekt de regering al het personeel verdere scholing te bieden en de operationele onafhankelijkheid van het bureau te versterken met name door een einde te maken aan de bevoegdheid van door de politiek benoemde personen en politici om te beslissen over het starten van onderzoek naar corruptie; wijst erop dat in de eerste plaats de politieke wil aanwezig moet zijn om de corruptie uit te bannen, aangezien alleen dit tot een mentaliteitsverandering zal leiden;