2. La conformité d'un constituant d'interopérabilité aux exigences essentielles qui le concernent et, le cas échéant, son aptitude à l'emploi sont établies par rapport aux conditions prévues par la STI correspondante, y compris les spécifications européennes pertinentes lorsqu'elles existent.
2. De overeenstemming van een interoperabiliteitsonderdeel met de desbetreffende essentiële eisen en in voorkomend geval de geschiktheid voor gebruik worden getoetst aan de bepalingen van de relevante TSI, met inbegrip van relevante Europese specificaties, indien deze bestaan.