3. Si un État membre constate, sur la base d'une notification circonstanciée, en raison de nouvelles données ou d'une nouvelle évaluation des données existantes, survenue depuis l'établissement du répertoire visé au paragraphe 2, qu'une substance aromatisante peut constituer un danger pour la santé publique, il peut suspendre ou restreindre sur son territoire l'utilisation de cette substance.
3. Indien een Lid-Staat op basis van een uitvoerige motivering op grond van nieuwe gegevens of een nieuwe beoordeling van bestaande gegevens, ter beschikking gekomen of tot stand gekomen na de opstelling van het in lid 2 bedoelde repertorium, constateert dat een aromastof een gevaar voor de volksgezondheid kan vormen, kan hij het gebruik van die stof op zijn grondgebied schorsen of beperken.