Art. 4. Les membres du personnel des services publics, des organismes d'intérêt public ou des établissements d'enseignement subventionné, appelés à faire partie d'un Cabinet, ne peuvent rester en fonction dans leur emploi, ni continuer à en exercer les attributions.
Art. 4. De leden van het personeel van de openbare diensten, de instellingen van openbaar nut of de gesubsidieerde onderwijsinstellingen die in een Kabinet worden opgenomen, kunnen hun functie niet verder blijven uitoefenen noch er de bevoegdheden van waarnemen.