Art. 110. Lorsque l'Etat d'implantation de la succursale est un pays tiers, la Banque peut convenir avec l'autorité du pays tiers concernée, des modalités d'ouverture et de contrôle de la succursale ainsi que des échanges d'informations souhaitables dans le respect des dispositions du Chapitre IV/1, Section 4, de la loi du 22 février 1998.
Art. 110. Wanneer het vestigingsland van het bijkantoor een derde land is, kan de Bank in overleg met de betrokken autoriteit van het derde land, regels vaststellen voor de opening van en het toezicht op het bijkantoor, alsook voor de wenselijke informatie-uitwisseling, met inachtneming van de bepalingen van Hoofdstuk IV/1, Afdeling 4 van de wet van 22 februari 1998.