2. Aux fins de l’établissement des droits définitifs au paiement, l’agriculteur peut prouver, à la satisfaction de l’autorité compétente, que sa superficie fourragère pendant la période de référence était inférieure ou il doit, au cas où la superficie utilisée par les États membres est inférieure, conformément à l’article 43, paragraphe 2, point b), du règlement (CE) no 1782/2003, déclarer toute la superficie fourragère qu’il a détenue au cours de la période de référence.
2. Met het oog op de vaststelling van de definitieve toeslagrechten mag de landbouwer ten genoegen van de bevoegde autoriteit bewijzen dat zijn voederareaal in de referentieperiode kleiner was, of geeft hij, wanneer het door de lidstaat gebruikte areaal te klein is, overeenkomstig artikel 43, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 alle voederareaal aan dat hij in de referentieperiode in bezit had.