1. Lorsque des États membres accordent des droits de plantation nouvelle pour des superficies destinées à de nouvelles plantations réalisées dans le cadre de mesures de remembrement ou de mesures d'expropriation pour cause d'utilité publique prises en application de la législation nationale, ils garantissent que ces droits ne sont pas accordés pour une superficie plus étendue, en termes de culture pure, que 105 % de la superficie viticole qui faisait l'objet des mesures de remembrement ou des mesures d'expropriation pour cause d'utilité publique.
1. Wanneer de lidstaten nieuweaanplantrechten toekennen voor oppervlakten die voor nieuwe aanplant bestemd zijn in het kader van ruilverkavelingen of onteigeningen ten algemenen nutte waartoe krachtens de nationale wetgeving is besloten, moeten zij zich ervan vergewissen dat deze rechten niet worden toegekend voor een oppervlakte die, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, niet groter is dan 105 % van de met wijnstokken beplante oppervlakte waarop de ruilverkaveling of onteigening ten algemenen nutte betrekking had.