« Art. 301. Les personnes avec lesquelles ils forment un ménage de fait et les parents ou alliés jusqu'au quatrième degré ne peuvent, sauf dispense du Roi, faire partie simultanément d'une même cour ou d'un même tribunal comme conseillers, juges, juges de complément, conseillers suppléants, juges suppléants, juges sociaux ou juges consulaires, officiers du ministère public, référendaires près la Cour de cassation, personnel judiciaire de niveau A, greffiers et secrétaires».
« Art. 301. Personen met wie ze een feitelijk gezin vormen en bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad mogen behoudens vrijstelling door de Koning, niet gelijktijdig van een zelfde hof of rechtbank deel uitmaken als raadsheren, rechters, toegevoegde rechters, plaatsvervangende raadsheren, plaatsvervangende rechters, rechters in sociale zaken of rechters in handelszaken, ambtenaren van het openbaar ministerie, referendarissen bij het Hof van Cassatie, gerechtspersoneel van niveau A, griffiers en secretarissen».