8.1. Le conseil de surveillance prudentielle peut habiliter le président ou le vice-président à prendre, en son nom et sous son contrôle, des mesures de gestion ou d'administration clairement définies, y compris des actes préparatoires d'une décision devant être prise ultérieurement de manière collégiale par les membres du conseil de surveillance prudentielle, ainsi que des actes visant à l'exécution des décisions définitives prises par le conseil de surveillance prudentielle.
8.1. De raad van toezicht kan de voorzitter of de vicevoorzitter machtigen om namens en op verantwoordelijkheid van de raad van toezicht, helder omschreven maatregelen van beheer of bestuurs te nemen, inclusief de toepassing van instrumenten ter voorbereiding van een door de leden van de raad van toezicht in een later stadium gezamenlijk te nemen besluit alsmede instrumenten ter implementatie van definitieve door de raad van toezicht te nemen besluiten.