Le rapport de Larosière indique également que la surveillance macroprudentielle n’a de sens que si elle peut, d’une manière ou d’une autre, avoir des effets sur la surveillance au niveau microprudentiel, tandis que la surveillance microprudentielle ne peut réellement protéger la stabilité financière qu’en tenant compte de façon appropriée des évolutions observées au niveau macroprudentiel.
In het verslag-de Larosière wordt tevens gesteld dat macroprudentieel toezicht zinloos is als dit niet van invloed is op toezicht op microniveau, terwijl microprudentieel toezicht alleen doeltreffend kan zijn voor het waarborgen van financiële stabiliteit indien daarbij in afdoende mate rekening wordt gehouden met ontwikkelingen op macroniveau.