1. Le vérificateur détermine si l’exploitant ou l’exploitant d’aéronef a, le cas échéant, rectifié les irrégularités indiquées dans le rapport de vérification concernant la période de surveillance précédente, conformément aux exigences applicables à l’exploitant énoncées à l’article 69, paragraphe 4, du règlement (UE) no 601/2012.
1. De verificateur beoordeelt of de exploitant of vliegtuigexploitant de in het verificatierapport vermelde non-conformiteiten met betrekking tot de vorige monitoringperiode waar nodig heeft gecorrigeerd overeenkomstig de in artikel 69, lid 4, van Verordening (EU) nr. 601/2012 bedoelde eisen voor de exploitant.