3. Les États membres adaptent leurs programmes nationaux approuvés par la Commission, notamment en vue de permettre l'observation des activités de surveillance éventuellement développées conformément à l'article 6 en les confrontant à l'expérience accumulée.
3. De lidstaten passen hun nationale, door de Commissie goedgekeurde programma's aan, in het bijzonder om evaluatie van de bewakingsactiviteit die eventueel in overeenstemming met artikel 6 is ontwikkeld, mogelijk te maken op basis van de opgedane ervaringen.
