Par l'article 3 de la loi du 16 juillet 2002 « modifiant diverses dispositions en vue notamment d'allonger les délais de prescription pour les crimes non correctionnalisables », le législateur a remplacé le texte de cet article 24 et abrogé cette cause de suspension, afin de réagir aux difficultés que suscitait l'application de cette règle (Doc. parl., Chambre, 2001-2002, DOC 50-1625/002, pp. 2 et 3; ibid., DOC 50-1625/005, p. 10).
Bij artikel 3 van de wet van 16 juli 2002 « tot wijziging van verschillende bepalingen teneinde inzonderheid de verjaringstermijnen voor de niet-correctionaliseerbare misdaden te verlengen » heeft de wetgever de tekst van dat artikel 24 vervangen en die schorsingsgrond opgeheven, teneinde te reageren op de moeilijkheden die de toepassing van die regel had doen ontstaan (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1625/002, pp. 2 en 3; ibid., DOC 50-1625/005, p. 10).