2. Les membres de la famille d'un travailleur frontalier ont droit à des prestations en nature lors de leur séjour dans l'État membre compétent, à moins que cet État membre ne figure sur la liste de l'annexe III. Dans ce cas, les membres de la famille d'un travailleur frontalier ont droit à des prestations en nature dans l'État membre compétent dans les conditions fixées à l'article 19, paragraphe 1.
2. De gezinsleden van een grensarbeider hebben tijdens hun verblijf in de bevoegde lidstaat recht op de verstrekkingen, tenzij de bevoegde lidstaat wordt vermeld in bijlage III. In dat geval hebben de gezinsleden van een grensarbeider onder de in artikel 19, lid 1, bepaalde voorwaarden recht op verstrekkingen in de bevoegde lidstaat.