Le législateur a cependant estimé qu'il n'était pas opportun d'exposer le travailleur et l'employeur « à des procès pouvant s'entamer de nombreuses années après que l'exécution du contrat aura cessé » (Pasin., 1900, p. 95; Doc. parl., Chambre, 1953, n° 543, p. 7; Doc. parl., Sénat, 1953-1954, n° 170, p. 12).
De wetgever was evenwel van oordeel dat het niet opportuun was de werknemer en de werkgever bloot te stellen « aan gedingen die een aanvang zouden kunnen nemen vele jaren nadat de uitvoering van de overeenkomst een einde heeft genomen » (Pasin., 1900, p. 95; Parl. St., Kamer, 1953, nr. 543, p. 7; Parl. St., Senaat, 1953-1954, nr. 170, p. 12).