Le C
onseil d'Etat ayant invité le législateur à apprécier si cette disposition - ne tenant pas compte de la majorité civile - n'était pas disproportionnée par rapport au but pou
rsuivi (Doc. parl., Sénat, 1998-1999, n° 1-419/17, p. 245), le législateur s'est fondé, pour la maintenir, sur la constatation que la catégorie d'âge située entre 18 et 21 ans « constitue le groupe le plus à risques en ce qui concerne l'asservissement » et les abus, qu'elle requiert une protection (Doc. parl., Sénat, 1998-1999, n° 1-419/17, p. 151) et que l'âge
...[+++] précité « correspond environ à celui où les jeunes deviennent économiquement indépendants ainsi qu'à la fin de la post-adolescence » (ibid., p. 31).De Raad van State had de wetgever verzocht na te gaan of die bepaling - geen rekening houdend met de burgerlijke meerderjarigheid - niet onevenredig was met het nagestreefde doel
(Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-419/17, p. 245); om die bepaling te handhaven heeft de wetgever zich gebaseerd op de vaststelling dat de leeftijdscategorie van 18 tot 21 jaar « de meest risicovolle groep [is] wat betreft verslaving » en op de misbruiken, dat zij bescherming vereist (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-419/17, p. 151) en dat de voormelde leeftijd « ongeveer overeen[stemt] met de leeftijd waarop jongeren economisch onafhankelijk worden en me
...[+++]t het einde van de postadolescentie » (ibid., p. 31).