Les travaux préparatoires de la loi du 6 juillet 1967 qui a inséré l'article 1bis en cause dans la
loi du 18 mars 1838 font apparaître que le législateur a entendu, notamment, « donner aux officiers, non polytechniciens en particulier, un enseignement de niveau universitaire dans lequel les disciplines relatives aux sciences humaines prennent la plus grande
part » (Doc. parl., Sénat, 1964-1965, n° 228, p. 1) et, de manière plus générale, reconnaître l'existence légale des sections polytechnique et « Toutes armes », la loi du 9 avril 1
...[+++]965 portant diverses mesures en faveur de l'expansion universitaire ayant en effet, en son article 3, prévu que les officiers issus de la section polytechnique de l'Ecole royale militaire pourraient porter le titre d'ingénieur civil et que ceux issus de la section « Toutes armes » pourraient porter celui de licencié (avec la qualification déterminée par le Roi).Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 6 juli 1967 waarbij het in het geding zijnde artikel 1bis in de wet van 18 maart 1838 is ingevoegd, blijkt meer bepaald dat de wetgever « aan de officieren, vooral dan aan de niet-polytechnici, een onderwijs [heeft willen] verschaffen van universitair niveau waarin de disciplines met betrekking tot de menselijke wetenschappen het g
rootste deel vormen » (Parl. St., Senaat, 1964-1965, nr. 228, p. 1) en meer in het algemeen de polytechnische afdeling en de afdeling « Alle wapens » bij wet heeft willen erkennen, aangezien immers de wet van 9 april 1965 houdende diverse maatregelen voor de uni
...[+++]versitaire expansie in artikel 3 heeft bepaald dat de officieren afgestudeerd aan de polytechnische afdeling van de Koninklijke Militaire School de titel van burgerlijk ingenieur zouden mogen voeren en die afgestudeerd aan de afdeling « Alle wapens » die van licentiaat (met de door de Koning bepaalde kwalificatie).