Comme partout ailleurs en Europe, la Belgique connaît une baisse de la natalité (11,1 %), une baisse du taux de fécondité (1,6 enfants par femme en âge de mettre un enfant au monde contre 2,25 en 1970), une diminution du nombre de mariages, une augmentation des naissances hors mariage, une croissance des divorces et une augmentation du nombre de familles monoparentales (1) .
Net als elders in Europa is er in België een daling van het geboortecijfer (11,1 %), een daling van het vruchtbaarheidscijfer (1,6 kinderen per vrouw die de leeftijd heeft om kinderen te baren, tegen 2,25 in 1970), een daling van het aantal huwelijken, een stijging van het aantal geboorten buiten het huwelijk om, een toename van het aantal echtscheidingen en een stijging van het aantal eenoudergezinnen (1) .