22. insiste sur le fait que l'interdiction de faire du corps humain et de ses parties, en tant que tels, une source de profit, comme l'indique l'article 3 de la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne, devrait être considérée comme un principe directeur dans le domaine de la santé, en particulier pour la donation et la transplantation de cellules, de tissus et d'organes humains;
22. benadrukt dat het verbod om het menselijk lichaam en bestanddelen daarvan als zodanig als een bron van financieel voordeel aan te wenden, zoals dat is neergelegd in artikel 3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet worden gezien als leidend beginsel op het gebied van de gezondheid, en in het bijzonder op het terrein van cel-, weefsel- en orgaandonatie en -transplantatie;