La loi entreprise vise à mettre en oeuvre l'article 181, § 2, de la Constitution, adopté en 1993, qui tendait à instaurer un parallélisme dans le financement étatique de la morale non confessionnelle reconnue et des cultes reconnus, en mettant à charge du budget de l'Etat les pensions et traitements des délégués des organisations philosophiques non confessionnelles.
De bestreden wet heeft tot doel uitvoering te geven aan artikel 181, § 2, van de Grondwet, aangenomen in 1993, dat ertoe strekte een parallellisme in de financiering door de Staat in te voeren tussen de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen en de erkende erediensten, door de pensioenen en wedden van de afgevaardigden van de niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties ten laste van de staatsbegroting te leggen.