La question se pose de savoir si, dans l'hypothèse d'une demande de suspension ou de mesures provisoires en extrême urgence déposée, comme le permet l'article 17, § 4, des lois coordonnées `sur le Conseil d'Etat', avant l'introduction d'un recours en annulation, le requérant est ou non tenu de payer également les mêmes droits immédiatement lorsqu'il introduit son recours en annulation, ou s'il peut ne payer ces droits que lors de la demande de poursuite de la procédure visée par l'article 17, § 6 ou § 7, des lois coordonnées.
De vraag rijst of, in het geval waarin een vordering tot schorsing of tot het bevelen van voorlopige maatregelen bij uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend wordt voordat een beroep tot nietigverklaring ingediend is, wat overeenkomstig artikel 17, § 4, van de gecoördineerde wetten `op de Raad van State' mogelijk is, de ver
zoeker er al dan niet toe gehouden is dezelfde rechten eveneens onmiddellijk te betalen wanneer hij zijn beroep tot nietigverklaring instelt, dan wel of hij die rechten pas kan betalen bij het indienen van het verzoek tot voortzetting van de procedure, vermeld in artikel 17, § 6 of § 7, van de gecoördineerde wetten
...[+++].