Le juge a quo demande à la Cour si la disposition en cause viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'elle fait dépendre l'importance de l'indemnité accordée pour l'aide d'une tierce personne du régime pécuniaire applicable à la victime dans le service où elle est recrutée ou engagée ou en ce qu'elle instaure une discrimination entre, d'une part, l'indemnit
é pour l'aide d'une tierce personne octroyée aux victimes d'accidents du travail au sein du secteur public et, d'autre part, l'allocation forfaitaire pour l'assistance d'une autre personne, qui relève du champ d'application de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du t
...[+++]ravail.
De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat ze de omvang van de vergoeding voor de hulp van derden doet afhangen van de bezoldigingsregeling die op het slachtoffer van toepassing is in de dienst waarbij het werd aangeworven of in dienst trad, dan wel een discriminatie invoert tussen, enerzijds, de vergoeding voor hulp van derden voor slachtoffers van een arbeidsongeval binnen de openbare sector en, anderzijds, de forfaitaire hulp van derden welke onder het toepassingsgebied van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 valt.