« Art. 37. Les personnes morales visées à l'article 3, § 2, 1° et 3°, de la loi précitée du 2 janvier 1991 autres qu'un établissement de crédit, une entreprise d'investissement ou une succursale établie en Belgique d'un établissement de crédit ou d'une entreprise d'investisse
ment étrangère, qui désirent détenir des comptes de titres dématérial
isés pour compte de tiers, doivent pour obtenir un agrément conformément à l'article 36 de cet arrêté remplir les conditions telles que décrites aux articles 58 à 63, 66, 67, 69, 70, 75, 90 et 9
...[+++]1 de la loi du 6 avril 1995 relative au statut des entreprises d'investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placement.« Art. 37. De rechtspersonen bedoeld in artikel 3, § 2, 1° en 3°, van voornoemde wet van 2 januari 1991 die geen kredietinstelling, beleggingsonderneming of een in België gevestigd bijkantoor van een buitenlandse kredietinstelling of beleggingsonderneming zijn, die rekeningen van gedematerialiseerde effecten voor derden wensen b
ij te houden, dienen om een vergunning te bekomen conform artikel 36 van dit besluit te voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in de artikelen 58 tot 63, 66, 67, 69, 70, 75, 90 en 91 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de belegg
...[+++]ingsadviseurs.