Par la seconde question préjudicielle, le juge a quo interroge la Cour sur la différence de traitement née de ce que le tiers saisi pourra être poursuivi, en exécution de l'article 215, 5, de l'A.R./C. I. R., sans intervention du juge des saisies, alors que celle-ci est indispensable en droit commun.
Met de tweede prejudiciële vraag stelt de verwijzende rechter aan het Hof een vraag over het verschil in behandeling dat ontstaan is uit het feit dat de derde-beslagene zal kunnen worden vervolgd, ter uitvoering van artikel 215, 5, van het K.B./W.I. B., zonder tussenkomst van de beslagrechter, terwijl die tussenkomst in het gemeen recht onontbeerlijk is.