Cette exigence tire son fondement légal de l'article 1, § 1, 4º, des lois coordonnées du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative qui prévoit que ces lois coordonnées sont applicables aux actes de caractère administratif du pouvoir judiciaire et de ses auxiliaires (voir Cour d'arbitrage, arrêt nº 62/2000 du 30 mai 2000, considérant B.10.1).
Deze vereiste vindt zijn rechtsgrond in artikel 1, § 1, 4º, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken overeenkomstig hetwelk deze gecoördineerde wetten toepasselijk zijn op de administratieve handelingen van de rechterlijke macht en van dezer medewerkers (zie Arbitragehof, arrest nr. 62/2000 van 30 mei 2000, overweging B.10.1).