L'article 479 du Code d'instruction criminelle viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que le régime qu'il instaure ne s'applique pas aux conseillers sociaux et juges consulaires, qui exercent à titre principal, une activité professionnelle étrangère à leur fonction judiciaire et s'applique par contre aux magistrats suppléants, qui exercent eux aussi, à titre principal, une activité professionnelle, dont il semble pouvoir être considéré qu'elle est étrangère à leur fonction judiciaire ?
Schendt artikel 479 van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de regeling die het invoert niet van toepassing is op de raadsheren in sociale zaken en de rechters in handelszaken, die een hoofdberoepsactiviteit uitoefenen die losstaat van hun rechterlijk ambt, en daarentegen wel van toepassing is op de plaatsvervangende magistraten, die eveneens een hoofdberoepsactiviteit uitoefenen waarvan lijkt te kunnen worden aangenomen dat zij losstaat van hun rechterlijk ambt ?