1. Chaque Partie adopte les mesures législatives et autres qui se révèlent nécessaires pour ériger en infraction pénale, conformément à son droit interne, toute complicité lorsqu'elle est commise intentionnellement en vue de la perpétration d'une des infractions établies en application des articles 2 à 10 de la présente Convention, dans l'intention qu'une telle infraction soit commise.
1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om in haar nationaal recht strafbaar te stellen de opzettelijke medeplichtigheid aan of uitlokking tot het plegen van een van de overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 10 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, met het oogmerk dat een dergelijk feit wordt begaan.