(1) Sauf la détention prévue à l'article 11 (2), toute personne se rendant dans l'État requérant suite à une demande à cet effet aux termes des articles 9 ou 11 ne peut y être ni poursuivie ni détenue ni être soumise à aucune restriction de sa liberté individuelle dans cet État pour des faits ou condamnations antérieurs à son départ de l'État requis, ni être tenue de témoigner dans aucune procédure autre que celle se rapportant à la demande.
(1) Behalve het geval van de hechtenis bedoeld in artikel 11 (2), kan geen enkele persoon die zich naar de verzoekende Staat begeeft ingevolge een overeenkomstig artikel 9 of 11 daartoe gedaan verzoek, in deze Staat worden vervolgd, in hechtenis gehouden of aan enige andere vrijheidsbeperking worden onderworpen wegens feiten of veroordelingen die voorafgingen aan het verlaten van de aangezochte Staat, noch worden verplicht te getuigen in enige andere procedure dan die waarop het verzoek betrekking heeft.