Art. 7. § 1. Sauf les cas prévus à l'article 8, § 1, tout individu vivant appartenant à une espèce mentionnée aux Annexes 1, 2 ou 3 capturé involontairement, notamment comme prise accessoire, doit être relâché sur-le-champ.
Art. 7. § 1. Behoudens in de gevallen van artikel 8, § 1, moet elk levend exemplaar van een soort vermeld in de Bijlagen 1, 2 en 3 dat onopzettelijk wordt gevangen, onder meer als bijvangst, onmiddellijk worden vrijgelaten.