Art. 25. Délégation est accordée en cas d'urgence au secrétaire général et au directeur général, dans les matières relevant de leur autorité respective, pour exercer ou faire exercer toute poursuite, contrainte ou diligence nécessaire, faire citer ou comparaître devant les cours et tribunaux, tant en demandant qu'en défendant, utiliser toute voie de recours contre une décision judiciaire, consulter tous avocats et faire procéder à toute saisie.
Art. 25. De secretaris-generaal en de directeur-generaal krijgen bij dringende noodzakelijkheid een delegatie om, in de aangelegenheden die onder hun respectievelijke gezag vallen, iedere rechtsvordering, dwang of nodige zorg aan te wenden of te laten aanwenden, te doen dagvaarden of verschijnen voor de hoven en rechtbanken, zowel als eiser en als verweerder, alle rechtsmiddelen te gebruiken tegen een rechterlijke beslissing, alle advocaten te stellen en ieder beslag te doen.