Art. 7. En cas de déplacement par un moyen de transport personnel autre que le vélo, le montant de cette intervention est égal à l'intervention que le travailleur aurait pu obtenir s'il avait utilisé une carte de train assimilée à l'abonnement social pour une distance correspondante, sans toutefois excéder 60 p.c. en moyenne (barème figurant en annexe de l'arrêté royal pris en exécution de la loi du 27 juillet 1962 établissant une intervention des employeurs dans la perte subie par la SNCB par l'émission d'abonnements pour ouvriers et employés).
Art. 7. In geval van verplaatsing met een persoonlijk vervoermiddel, ander dan de fiets, is het bedrag van deze tussenkomst gelijk aan de tussenkomst die de werknemer had kunnen bekomen wanneer hij of zij een treinkaart, gelijk gesteld aan het sociaal abonnement had gebruikt voor de overeenstemmende afstand zonder evenwel gemiddeld 60 pct. te overschrijden (barema opgenomen in bijlage van het koninklijk besluit dat getroffen werd in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de NMBS ingevolge de uitgifte van abonnementen voor arbeiders en bedienden).